Prof. Dr. Rick van der Ploeg (Oxford, UvA) hield op 9 december een buitengewoon boeiende lezing over de toekomst van de landbouw in Europa en Nederland. Hij benadrukte dat de landbouwsector voor grote veranderingen staat door technologische ontwikkelingen, klimaatverandering, druk op water en stikstof, en grote geopolitieke verschuivingen.

1. Economische positie van de landbouw
De landbouw vormt een relatief klein deel van de moderne economie: minder dan 0,9% van het nationale inkomen in Nederland en slechts ongeveer 2% van de werkgelegenheid. De sector wordt bovendien kleiner naarmate economieën zich ontwikkelen, terwijl de politieke invloed groot blijft, onder meer door krachtige lobbyorganisaties zoals de BBB.
In de Europese Unie ontvangen boeren steun per hectare, waardoor vooral grote bedrijven profiteren. Ongeveer een vijfde van de boeren ontvangt naar schatting rond de 80% van alle landbouwsubsidies, wat de concentratie van steun en de scheve machtsverhoudingen in het landbouwbeleid onderstreept.

2. Klimaat en milieu-impact
Wereldwijd draagt de landbouw substantieel bij aan de uitstoot van broeikasgassen: koeien alleen al stoten jaarlijks miljarden tonnen CO2-equivalent uit, vergelijkbaar met de emissies van meerdere (10) middelgrote landen samen. Methaan is daarbij veel krachtiger dan CO2 per ton, terwijl stikstofuitstoot leidt tot verzuring van bodems, aantasting van waterkwaliteit en verlies van biodiversiteit.
Voor elke graad temperatuurstijging daalt de potentiële voedselproductie gemiddeld met ongeveer 120 kilocalorieën per persoon per dag; drie graden opwarming komt neer op het verlies van een soort “ontbijt” voor iedereen. Modelstudies voor 2100 laten zien dat, zelfs mét aanpassing en inkomensgroei, de wereldwijde opbrengsten dalen met ongeveer 12% voor mais, 13,5% voor tarwe en 22% voor sojabonen.

3. Voedselkeuzes en klimaat
Voedselkeuzes hebben een directe impact op het klimaat. Noten hebben in sommige gevallen zelfs een netto negatieve CO2-voetafdruk, terwijl rundvlees met afstand de hoogste uitstoot per 100 gram eiwit kent. Kip is een aanzienlijk klimaatvriendelijkere optie dan rood vlees, en meer plantaardige eiwitten (bonen, peulvruchten) passen in een strategie om emissies te verlagen en de druk op landgebruik te verminderen.

4. Stikstof- en waterproblematiek
Overmatig gebruik van kunstmest en mest zorgt voor uitspoeling van nutriënten, verzuring van grondwater en eutrofiëring van rivieren en meren, met grote schade aan natuur en biodiversiteit. In Nederland is de landbouw bovendien zeer intensief, met weinig gewasrotatie en een hoge veedichtheid, wat bijdraagt aan de stikstofcrisis en tot stilstand gekomen vergunningverlening voor woningen en bedrijven.
Intensieve veehouderij, vooral van varkens en koeien, zet de grondwatervoorraden onder druk en leidt tot bodemdaling. Dat vraagt om beter waterbeheer en mogelijk andere teelten, zoals bessen, rijst, riet of olifantsgras, in combinatie met minder verharding zodat water beter kan infiltreren en ecosystemen zich kunnen herstellen.

5. Technologische revoluties in de landbouw
De spreker schetste vier grote technologische veranderingen. Big data, digitalisering en AI maken veel preciezere sturing van bemesting, irrigatie en gewasbescherming mogelijk. Tegelijkertijd ontstaat een nieuwe biologie-AI-synthese, met onder meer lab-gekweekt vlees en synthetische productieprocessen die traditionele veehouderij deels kunnen vervangen.
Daarnaast is er de financialisatie van de landbouw, waarbij eigendom en productie uit elkaar worden getrokken en nieuwe investeerders een grotere rol krijgen. Verticale integratie en corporatisering leiden tot grotere agribedrijven, met schaalvoordelen, maar ook risico op marktmacht en verdere verdringing van familiebedrijven.

6. Genetisch gemodificeerde gewassen (GM)
Genetisch gemodificeerde gewassen leveren in veel landen aanzienlijk hogere opbrengsten op, vooral bij mais, katoen en soja, sinds de grootschalige introductie in de jaren negentig. Wereldwijd gaat het bij GM-teelt vooral om twee eigenschappen: herbicideresistentie en insectresistentie, die leiden tot veranderingen in pesticidegebruik, grondbewerking en gewasrotatie.
In landen met een hoog aandeel GM-gewassen liggen de gemiddelde opbrengsten duidelijk hoger dan in landen die deze technologie niet of nauwelijks gebruiken. Europa is relatief terughoudend en loopt daardoor achter op de productiviteitswinst die elders wordt geboekt, terwijl de maatschappelijke discussie over voedselveiligheid, milieu en ethiek nog volop gaande is.

7. GM, biodiversiteit en vogels
De effecten van GM-gewassen op biodiversiteit zijn complex en verschillen per regio en soort. Onderzoek laat zien dat insectenetende vogels profiteren van GM-teelt, vooral in katoen, doordat er minder chemische insecticiden nodig zijn en er meer prooidieren beschikbaar blijven. Plantenetende vogels gaan echter licht achteruit, waardoor de totale vogelrijkdom slechts beperkt toeneemt, maar de soortensamenstelling wel verandert.
GM-gewassen beïnvloeden daarmee niet alleen opbrengsten en pesticidengebruik, maar ook de samenstelling van ecosystemen en de kwaliteit van ecosysteemdiensten zoals natuurlijke plaagbestrijding. Meer onderzoek is nodig naar langetermijneffecten op ontbossing, biodiversiteit en landgebruik, zeker als de adoptie wereldwijd verder toeneemt.

8. Biodiversiteit en ecosysteemdiensten
Biodiversiteit is niet alleen intrinsiek waardevol, maar ook een productieve factor in de landbouw. Studies naar migrerende vogels laten zien dat een daling van de vogelrijkdom met 10% kan leiden tot circa 1% lagere landbouwinkomsten en meer plaagdruk in bossen, wat de economische waarde van natuurlijke plaagbestrijding duidelijk maakt.
Voor landbouw lijkt vooral de totale hoeveelheid vogels belangrijk, terwijl in bosbouw juist het aantal soorten bepalend is voor de stabiliteit van ecosysteemdiensten. Nederland kent door intensieve monoculturen en hoge input van kunstmest en bestrijdingsmiddelen relatief weinig biodiversiteit, wat de veerkracht van het landbouwsysteem vermindert.

9. Stikstof- en watercrisis in Nederland
Nederland kampt met een combinatie van stikstof- en waterproblemen. Overmatige bemesting en veehouderij leiden tot overschrijding van milieunormen, waardoor vergunningen voor bouw en economische ontwikkeling vastlopen. Tegelijk wordt de bodem door intensief gebruik en dalende grondwaterstanden uitgeput, met risico’s voor toekomstige productiviteit.
De spreker benadrukte de noodzaak van een integrale aanpak: minder emissies, omschakeling naar teelten die beter bij de bodem en het klimaat passen, en herstel van natuurlijke waterbuffers. Rewilding, het terugbrengen van natuur en natte gebieden, kan daarin een belangrijke rol spelen, zowel voor biodiversiteit als voor recreatie en toerisme.

10. Toekomstvisie en structurele veranderingen
De landbouw staat volgens de lezing aan de vooravond van een fundamentele transformatie. Schaalvergroting, financialisatie en corporatisering zorgen voor grotere, kapitaalintensieve bedrijven, terwijl tegelijkertijd minder land nodig is om dezelfde hoeveelheid voedsel te produceren. De vrijgekomen ruimte kan worden benut voor woningbouw, natuur, biodiversiteit en recreatie, mits daar helder ruimtelijk beleid tegenover staat.
Drie typen landbouw tekenen zich af:

  • grootschalige, technologie-gedreven agribusiness;
  • niche, vaak biologische productie voor toerisme en specifieke markten;
  • extensieve begrazing op marginale gronden, gecombineerd met natuurbeheer. Daartussen ontstaat een spectrum van laag-input, regeneratieve en biologische bedrijven die inzetten op minder kunstmest, minder pesticiden en minimale bodembewerking.

11. Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) na 2027
In de Europese context speelt de hervorming van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid een cruciale rol. Het GLB houdt een omvangrijk, afgeschermd budget voor inkomenssteun in stand van ten minste 300 miljard euro, aangevuld met nationale en regionale fondsen voor plattelandsontwikkeling en innovatie. Tegelijk wordt de structuur vereenvoudigd en worden de twee pijlers samengevoegd om het systeem overzichtelijker te maken.
De focus verschuift van strikte, uniforme voorwaarden naar het belonen van positieve milieuprestaties. Boeren krijgen gerichter en eerlijker steun voor maatregelen die biodiversiteit, klimaat en dierenwelzijn ten goede komen, met onder meer een transitiepremie tot ongeveer 200.000 euro voor bedrijven die omschakelen naar duurzamere modellen. Jonge boeren en innovatie op het platteland worden nadrukkelijker ondersteund om vergrijzing en leegloop tegen te gaan.

12.Lange-termijntrends en geopolitieke context
De lezing plaatste de landbouw ook in een bredere geopolitieke en maatschappelijke context. In Europa krimpt de bevolking, terwijl die in delen van Afrika sterk groeit, wat vragen oproept over voedselzekerheid, handel en zelfvoorziening. Tegelijk nemen protectionistische tendensen toe, onder meer in de Verenigde Staten, en staat de Europese landbouwexport onder druk door veranderende handelsverdragen en politieke spanningen.
Er is een groeiende spanning tussen het beschermen van de eigen landbouw, het openhouden van markten en het zoeken naar eerlijke partnerschappen met landen in Afrika en andere regio’s. De landbouw is bovendien sterk afhankelijk van migrantenarbeid, terwijl migratie politiek juist onder druk staat, wat de kwetsbaarheid van het huidige model blootlegt.

13. Beleidsaanbevelingen en prijsprikkels
De spreker pleitte voor het doorberekenen van de volledige maatschappelijke kosten van CO2, methaan, stikstof en watergebruik in de prijs van landbouwproducten. De opbrengsten van dergelijke heffingen kunnen worden teruggegeven aan burgers en boeren en ingezet worden voor gerichte subsidies voor groene innovatie, waardoor het beleid politiek beter draagvlak kan krijgen.
Subsidies zouden minder gericht moeten zijn op volumesteun en meer op ecosysteemdiensten, jonge boeren en duurzame bedrijfsmodellen. Bovendien kunnen opbrengsten uit emissiehandelssystemen en een mogelijke grondwaardebelasting bij bestemmingswijziging (bijvoorbeeld van landbouw naar woningbouw) worden gebruikt om rewilding, natuurontwikkeling en recreatie mogelijk te maken.

14. Nederlandse context en comparatieve voordelen
Voor Nederland ligt de toekomst niet in maximale bulkproductie, maar in kennisintensieve, duurzame landbouw met hoge toegevoegde waarde. Dat betekent meer nadruk op veredeling, zaden, technologie en handel in kennis, waarin instellingen zoals Wageningen Universiteit een internationale koppositie innemen.
Het huidige model van zeer intensieve productie met hoge emissies en lage toegevoegde waarde per eenheid vervuiling is op termijn niet houdbaar. Een verschuiving naar hoogwaardige, klimaatslimme producten, gecombineerd met strenger maar slimmer milieubeleid, kan ervoor zorgen dat landbouw, natuur en ruimtelijke ontwikkeling beter in balans komen.

15. Conclusie
De landbouw in Nederland en Europa staat voor een fundamentele transformatie door technologie, klimaatverandering, stikstof- en waterproblemen en geopolitieke spanningen. De lezing van Rick van der Ploeg schetst een toekomst waarin boeren opschalen, vernieuwen en verduurzamen, terwijl beleidsmakers zorgen voor eerlijke prijzen, gerichte steun en ruimte voor natuur en nieuwe vormen van landgebruik. Nederland zal daarbij moeten kiezen voor een kennisintensief, duurzaam model met hoge toegevoegde waarde in plaats van voortzetting van het huidige, sterk vervuilende massaproductiemodel.

Tijdens de discussie na de lezing werden verschillende belangrijke vragen gesteld die de complexiteit van de landbouwproblematiek en de uitdagingen voor de toekomst belichten.

  • Democratie versus langetermijnplanning
    Een van de eerste vragen betrof de paradox tussen democratische besluitvorming en langetermijnplanning. De spreker wees op het fundamentele probleem dat democratieën de neiging hebben populistisch en kortzichtig te worden, terwijl landen zoals China juist 30-40 jaar vooruitkijken. Hij illustreerde dit met voorbeelden van Chinese technologische vooruitgang,
    waarbij Europa en Amerika volgens hem een race aan het verliezen zijn. Dit heeft directe gevolgen voor landbouwbeleid, waar boeren moeten kunnen anticiperen op schaalvergroting, AI-innovaties en de nieuwe biorevolutie.
  • Visserij en oceaanproblematiek
    Een uitgebreide vraag over de visserij leidde tot een analyse van de drievoudige crisis in de oceanen. Ten eerste is er het probleem van overbevissing, waarbij vis te vroeg uit de zee wordt gehaald voordat deze volwassen is. Ten tweede zorgen plastics voor enorme problemen voor zeedieren. Ten derde leidt verzuring van oceanen, zoals zichtbaar bij de koraalriffen in Queensland, tot het verdwijnen van leefgebieden voor vissen.
    Daarnaast verandert het migratiegedrag van vissen door klimaatverandering, wat sommige soorten ten goede komt en andere schaadt. Een bijzonder zorgwekkend punt is de industriële exploitatie van de zeebodem voor kritische mineralen ten behoeve van de groene transitie, wat de spreker omschreef als “verkrachting van de zeebodem” zonder adequate internationale verdragen.
  • Vertical farming en genetische modificatie
    Kritische kanttekeningen werden geplaatst bij vertical farming en genetische modificatie. Bij vertical farming worden de beloofde productievolumes nog niet gehaald, en vooral de voedingswaarde per kilo blijft achter. Voor genetische modificatie werd opgemerkt dat het gebruik van bestrijdingsmiddelen bij GM-gewassen in de loop der jaren is verzesvoudigd door toenemende resistentie.De spreker erkende deze problemen maar toonde zich techno-optimistisch. Hij vergeleek de situatie met zonnepanelen en windmolens, die aanvankelijk ook duur waren maar door opschaling en technologische ontwikkeling drastisch in prijs zijn gedaald. Voor vertical farming ontbreekt nog de benodigde financialisatie – het vereist samenwerking van meerdere boeren om de investeringen rendabel te maken.
  • Nederlandse landbouw en comparatieve voordelen
    Een cruciale vraag betrof de toekomst van de Nederlandse landbouw in het licht van biodiversiteits- en klimaateisen. De spreker paste het concept van comparatieve voordelen van David Ricardo toe op de Nederlandse situatie. Hij stelde kritische vragen bij de massaproductie van “watertomaten” in verwarmde kassen op gesubsidieerd gas.
    Nederland zou zich volgens hem moeten richten op zijn werkelijke sterke punten: kennis, AI, biologie en zaadtechnologie. Wageningen Universiteit werd genoemd als wereldtop in landbouwwetenschap. In plaats van massaproductie zou Nederland de toegevoegde waarde moeten leveren door zaden te exporteren, terwijl landen met meer zon en ruimte zoals Marokko de daadwerkelijke productie voor hun rekening nemen.
    Hij pleitte voor een herziening van het subsidiesysteem, waarbij vervuilende sectoren nu juist worden beloond in plaats van bestraft – een situatie die hij vergeleek met “iemand belonen voor stelen in plaats van voor eerlijkheid”.
  • Landscape farming en biodiversiteit
    Een vraag over landscape farming in Midden-Brabant bracht het gesprek op de ontwikkeling van een groot nationaal park dat landbouw combineert met biodiversiteit en landschapsbeheer. De spreker prees het Britse voorbeeld van Paul Klemperer, die een veilingsysteem heeft ontwikkeld voor biodiversiteitssubsidies om geld optimaal en efficiënt te gebruiken. Dit systeem wordt nu ook in Canada toegepast en zou volgens hem ook in Nederland moeten worden geïntroduceerd
  • Energievraagstuk
    De spreker benadrukte dat Nederland eerst moet stoppen met steenkool, maar dat dit lang heeft geduurd door juridische verdragen die energiebedrijven het recht geven om te vervuilen. Nederland moet uit deze verdragen stappen, zoals Zwitserland al heeft gedaan.
    Voor de energiemix ziet hij zonne- en windenergie als basis, maar erkent het intermittentieprobleem. Als back-up overweegt hij kleine, flexibele kernreactoren, ondanks zijn voorkeur voor fusie-energie die nog niet beschikbaar is. Grote batterijen voor energieopslag hebben het nadeel dat ze afhankelijk zijn van kritische materialen die veel milieuschade veroorzaken bij winning.
  • Regelgeving en ruimtelijke ordening
    De laatste vraag betrof de trage procedures in Nederland, niet alleen voor landbouw maar ook voor woningbouw. De spreker prees het Britse voorbeeld van premier Keir Starmer, die procedures drastisch heeft verkort. Hij stelde voor om naast snellere procedures ook een “Henry George Tax” in te voeren, waarbij waardevermeerdering van landbouwgrond door herbestemming grotendeels wordt wegbelast, omdat eigenaren hier niets voor hebben gedaan.

Synthese van de discussie
De vragen en antwoorden toonden de complexiteit van de landbouwproblematiek, waarbij technologische innovatie, economische principes, politieke besluitvorming en internationale samenwerking allemaal een rol spelen. De spreker combineerde wetenschappelijke inzichten met praktische beleidsvoorstellen, waarbij hij consequent pleitte voor een verschuiving van massaproductie naar toegevoegde waarde, van subsidies voor vervuiling naar beloning van duurzaamheid, en van kortzichtige naar langetermijnplanning.

De discussie maakte duidelijk dat de transitie naar duurzame landbouw niet alleen een technisch vraagstuk is, maar een fundamentele herziening vereist van economische prikkels, internationale handelsverhoudingen en democratische besluitvorming.